Geheime kamers, de veelbekroonde roman van Jeroen Brouwers, beschrijft onder andere de verhouding tussen een gesjeesde leraar en een zangeres. Beide zijn ze getrouwd maar niet met elkaar.
De roman is geschreven vanuit het gezichtspunt van de leraar, en dat leidt zo nu en dan tot een commentaar dat wordt geschreven in elementen die zijn ontleend aan de diatonische do-re-mi toonladder. Bijvoorbeeld do la do op bladzijde 93.
Ik veronderstel dat deze noten hier een literaire betekenis hebben en niet een muzikale inhoud representeren, al blijft het natuurlijk mogelijk dat do la do bijvoorbeeld verwijst naar het derde thema in het eerste deel van de Symphonic Sketches van George W. Chadwick.
Maar erg waarschijnlijk is dat niet; dan zou zo’n verwijzing toch in het vervolg van het verhaal wel een rol gaan spelen.
Nu hoeft overigens do la do niet per se opgevat te worden als een melodisch zinsdeel. Het zou ook een woord of een zinnetje kunnen zijn, geschreven in een bijzondere kunsttaal.
De meeste lezers zullen wel bekend zijn met het bestaan van de kunsttaal Esperanto. Ook het Ido of het Volapük zal menigeen bekend voorkomen. En heel misschien is een enkeling vertrouwd met het Spokil, Interlingua of Novial. Dat zijn overigens maar een paar van de meer dan dertig kunsttalen die tussen 1880 en 1950 zijn bedacht. Maar aan die reeks gaat vooraf de kunsttaal die in de eerste helft van de negentiende eeuw is bedacht door de Franse componist Jean François Sudre (1787-1864). Het Solresol – dat is de benaming van Sudre’s schepping – is zo vernuftig en zo curieus dat het een afzonderlijke vermelding kreeg in de The Cambridge Encyclopedia of Language van David Crystal.
De grote vondst van Sudre was dat hij do, re, mi, fa, sol, la, en si gebruikte als de elementaire deeltjes (lettergrepen) van een universele taal. Het Solresol kent 7 woorden van één lettergreep, 49 van twee, 336 van drie, en 2268 woorden van vier lettergrepen. Het totaal van 2660 woorden werd voldoende geacht voor een adequate en volledige communicatie, ook tussen verschillende nationaliteiten. In die verzameling van woorden zijn de volgende kenmerken van essentieel belang: het aantal lettergrepen, en de eerste lettergreep van een woord. Zo’n woord is bijvoorbeeld solmisolre. De eerste lettergreep sol duidt erop dat het een begrip is uit het domein van de kunsten en wetenschappen. Alle woorden die met sol beginnen vallen in die categorie. Zo staat soldoremi voor theater, soldosido voor orkest, soldosire voor instrument, en het al genoemde solmisolre voor muziek. Woorden die met do beginnen verwijzen naar de mens, de menselijke vermogens en kwaliteiten, en voedsel. Woorden die re als eerste lettergreep hebben, hebben te maken met kleding, huishouden, en gezin. Op die manier zijn alle noten verdeeld over begrippen als handel en nijverheid, financiën, openbaar bestuur, landbouw, oorlog, reizen enzovoorts.
De een- en tweelettergrepige woorden zijn gereserveerd voor zeer frequente begrippen zoals ik, jij, niet, of, de, ja, goed, waarom, nooit et cetera. Daarnaast zijn er uiteraard tal van grammaticale regels betreffende het geslacht, meervoudsvorming, woordvolgorde in zinnen, en dergelijke, maar die regels laten wij hier verder onbesproken.
De reden om iets over Solresol te schrijven is tweeërlei. In de eerste plaats is er een opmerkelijke overeenkomst tussen kunsttalen en muziek. Immers beiden hebben een universeel karakter; in beide gevallen is er de gedachte dat iedereen waar ook ter wereld de uitingen kan of zou kunnen begrijpen.
De tweede reden is dat het in het geval van Solresol gaat om een taal die zich niet alleen bedient van een aan de muziek ontleende terminologie, maar die tegelijk ook zelf muziek is. Solresol kun je spreken en schrijven, maar ook zingen of spelen. Dat geeft het een unieke plaats in de lange rij van kunsttalen.
Er is misschien nog een andere, meer cynische overeenkomst tussen kunsttalen en muziek. Wie als toehoorder in de concertzaal met gesloten ogen geniet van die prachtige symfonie X van componist Y, is geneigd de producenten van al dat moois (de musici) navenante prachtige eigenschappen toe te dichten. Musici moeten wel complete, aardige, onberispelijke en fatsoenlijke Mensen met een hoofdletter M zijn. Dat zijn ze ook wel, maar niet allemaal, en vooral niet altijd. Ook op het podium is het niet altijd pais en vree. Hetzelfde geldt voor de scheppers van kunsttalen. Zij hadden onveranderlijk de beste bedoelingen, zij wilden de wereld beter maken: als we maar eerst een en dezelfde taal zouden spreken! Maar dat motto bleek een stoet van kuiperijen, list en bedrog niet uit te sluiten. Wie daar meer over wil weten verwijs ik naar het boeiende artikel van Tweehuysen over het Esperanto, Novial en Spokaans (zie de literatuurverwijzing).
Om tenslotte terug te keren naar het do la do in het boek van Jeroen Brouwers. Zou Sudre er iets van hebben kunnen maken? Do staat in het Solresol voor een ontkenning en la do betekent niemand. Dus dat wordt dan zoiets als niet niemand, oftewel iemand. Dat is wel heel omslachtig. Het gekke is dat wat mij betreft omslachtig een goede typering van Brouwers’ schrijfstijl is: er komt zogezegd geen end aan. Geen kunsttaal dus, maar taalkunst.
Literatuur
– David Crystal. The Cambridge Encyclopedia of Language.Guild Publishing London; 1988.
– Rolandt Tweehuysen. Esperanto, Novial en Spokaans (Honderd jaar kunsttalen). In: Peter Burger en Jaap de Jong (red.).Taalboek van de eeuw. Den Haag: Sdu Uitgevers; 1999.
– Voorts diverse Internetsites (zoektermen Solresol en Sudre).
Eerder verschenen in de Uijlenspieghel, maart 2002