160217 Het spleetje van Ruud Lubbers

Ruud Lubbers had toen hij in 1973 op zijn vierendertigste de Nederlandse politieke arena binnenstormde een opmerkelijk spleetje tussen zijn voortanden.
Nou ja, opmerkelijk … iedereen sprak of schreef erover maar een poosje later was de lol eraf en kwam het spleetje niet meer in de politieke beschouwingen voorbij. Het was zogezegd een hype avant la lettre. Er gingen jaren voorbij totdat een opmerkzame columnist (ik weet niet meer wie, maar het was volgens mij een vrouw) ineens verbaasd vaststelde dat het spleetje was verdwenen. Het landsbelang had op dat moment geen tijd voor een nieuwe hype en zo verdween niet Lubbers maar wel zijn spleetje in de vergetelheid.

Wellicht zou de geschiedenis een andere wending hebben genomen wanneer iemand destijds de moeite zou hebben genomen zich te verdiepen in de betekenis van de dentale anomalie die wij kennen onder de naam: spleetje tussen de voortanden. Daartoe moeten wij ons wenden tot Geoffrey Chaucer, Engels poëet in de veertiende eeuw. Hij schreef The Canterbury Tales, zeg maar de Engelse Decamerone. In de proloog van deze raamvertelling beschreef Chaucer een vrouw uit Bath, kleermaker van beroep, die al drie keer in het Heilige Land was geweest. Bovendien had zij “wijd uiteen geplante tanden”.

De argeloze lezer (wie is dat niet?) heeft een voetnoot van de vertaler A.J. Barnouw nodig om de connotatie van deze uitdrukking te vatten. Het origineel is wat dat betreft meer to the point: “She had the lover’s gap teeth” schreef Chaucer. Anders gezegd, het “vrouwke uit de buurt van Bath” kon het lonken niet laten. Ook het herhaald bezoek aan Jeruzalem schijnt op een zekere mate van wulpsheid te duiden.

Lubbers stond tijdens en na zijn bemoeienissen met de vaderlandse politiek bekend als womanizer. Over zijn al dan niet vermeende affaires werd sotte voce gepubliceerd in de roddelrubrieken. Dat veranderde toen hij rond 2003 als hoogste chef van de UNHCR werd beschuldigd van seksuele intimidatie. Ronkende perspublicaties boordevol beschuldigende vingers in binnen- en buitenland buitelden als een troep staartmezen over elkaar heen. Ondanks het ontbreken van juridisch bewijs en ondanks stapels nationale en internationale steunbetuigingen gooide Lubbers in 2005 het bijltje er bij neer en trad af.

Een geval van een mislukte tandheelkundige behandeling? Of een tragedie die duidelijk maakt dat aan lotsbestemmingen niet valt te ontkomen?

 

P.S. Vanavond gaat de vierdelige dramaserie Het land van Lubbers op NPO 2 van start. Zou de auteur Ger Beukenkamp (geboren in 1946) zich dat spleetje nog weten te herinneren? En zou hij zijn Chaucer kennen?