Het laatste oordeel is een musical over ambities. Kleine ambities, grote ambities? Wie zijn wij om dat te bepalen?
Na aanvankelijke strubbelingen zijn Welmoed (vogelaar) en Felix (student nanotechnologie) naar elkaar toegegroeid.
Dorpsplein. Welmoed helpt Anton met rolstoel. Felix komt naar buiten. Hij roept naar Welmoed.
F(elix) – Als ik later tachtig ben, ga je dan ook mijn rolstoel duwen?
W(elmoed) – Als jij tachtig bent …
Dan ben je dement en incontinent
Eerst ga ik je verluieren en dan een eindje kuieren
Rock- en rollen met die stoel; dan laten we de boel de boel.
Als je tachtig bent …
En als ik tachtig ben, ga jij dan met mij de eendjes voeren?
F – Als jij tachtig bent …
Dan ben je alles vergeten en je knoeit met je eten
Maar ik lach en ik luister naar tandeloos gefluister
voor de tiende keer, nee elfde, van alsmaar weer hetzelfde.
Als jij tachtig bent…
En als ik zestig ben?
W – Als jij zestig bent …
Wij lopen op de groentemarkt, daar krijg je dan je hartinfarct
Ik bel meteen de een een twee en alles valt gelukkig mee
want jij bent een fenomeen en meteen weer op de been
Als jij zestig bent …
En als ik zestig ben?
F – Als jij zestig bent …
Dan wordt je haar een tikkie grijs, verlopen is je rijbewijs
Dan kun je niet meer weg van huis – en zit gekluisterd aan de buis
Benen op het voetenbankje; borrelnootje, toverdrankje
Als jij zestig bent. …
En als ik veertig ben?
W – Als jij veertig bent …
Dan gaan wij crossen in het veld, dan zie ik daar mijn superheld
mijn grote beresterke vent, (misschien wel iets te corpulent)
goed gehumeurd, nooit negatief, altijd attent en o zo lief
Als jij veertig bent …
En als ik veertig ben?
F – Als jij veertig bent …
Dan lopen wij het Pieterpad; jij stoer voorop, wie doet je wat
De verrekijker steeds paraat zodat geen vogel jou ontgaat
En overnachten met z’n twee, en route, in huisje Weltevree
Als jij veertig bent …
En als ik twintig ben?
W – Twintig? Twintig? Dat is nu.
Jij bent voor mij de nachtegaal, de baardman, haan en wielewaal,
de ransuil, rotgans, snip, tapuit, ik wil met jou het zeegat uit
Ik zie het aan jouw verenkleed: voor jou bestaat geen herenleed
F
Jij bent voor mij een pronkjuweel, de meetweerstand, het kleinste deel
het melkwegstelsel, kilowatt, de X en Y, mijn zwarte gat
mijn superster, mijn element, mijn priemgetal, mijn fundament
W + F
Ik moet nog heel veel leren
maar ik wil het met jou proberen
Zij gaan af, innig verstrengeld.