150210 AAPJE

Is A wel een aapje?

De hoorn is in meer dan een opzicht een opmerkelijk instrument. De muren van Jericho zouden nog recht overeind staan wanneer er geen ramshoornensemble maar een strijkorkest tegen ten strijde zou zijn getrokken. En Alexander de Grote zou zijn naam niet hebben gevestigd wanneer de harp zijn favoriete instrument was geweest. Ook in technisch opzicht is de evolutie van de primitieve runderhoren tot de huidige complexe uitvoering een ontwikkeling die zijn weerga niet kent. Deze opmerkelijke en bijzondere positie wordt van een merkwaardig accent voorzien

wanneer we bedenken dat er ook een relatie is tussen de hoorn en het alfabet in zijn verbale en schriftelijke vorm.

A is een aapje, zo houdt menig kinderboek ons voor. Maar A is helemaal geen aapje, A is een hoorn!
Dat zit zo. In de vroegste vorm van geschreven communicatie bediende de mens zich nog niet van letters maar van een beeldschrift: tekeningen en afbeeldingen van de dingen om hem heen. Deze pictogrammen representeerden niet willekeurige of toevallige voorwerpen; het ging om de objecten die in de dagelijkse strijd om het bestaan de belangrijkste functies vertegenwoordigden: os, huis en kameel, oftewel voedsel, beschutting, transport. In deze trits van menselijke behoeften staat het voedsel voorop, zoals niet alleen psychologen weten. Niet voor niets liet Bertold Brecht in Die Dreigroschenoper Mackie Messer ‘Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral‘ zingen.
In de volgorde eten-schuilen-vervoeren ontwikkelde zich in de loop der tijd ook ons alfabet. De onstuitbare opmars begon in Mesopotamië zo’n 5500 jaar geleden, om via Egypte, Fenicië en Klein–Azië in Griekenland en West-Europa te belanden. De pictogrammen werden in toenemende mate gestileerd en schematisch weergegeven, en veranderden aldus aanvankelijk in lettergreep-tekens, en tenslotte in de letters zoals wij die vandaag de dag kennen. Dat de eerste drie letters nog steeds staan voor respectievelijk os, huis, en kameel is in het Nederlandse ABC niet meer te horen, maar in de Hebreeuwse benaming is de relatie direct en onmiskenbaar: Aleph (= os), Beth (= Huis), Gimel (= kameel).

De letter A is dus niet zonder reden de aanvoerder van het alfabet, en hij wordt dan ook voor tal van zaken gebruikt. Hij staat als afkorting voor ampère, anno, argon, aankomst (spoorboekje) en avancer (dat is bij minder moderne horloges de richting waarin het kompas moet worden gedraaid om het uurwerk sneller te laten lopen). Medisch gezien is de A de aanduiding van een bloedgroep, of van een achterhoofdsligging. Farmaceuten schrijven A op een recept als afkorting van het Griekse ana, wat ‘zelfde hoeveelheid als boven’ betekent. Ooit was de A het Romeinse cijfer voor 500, en stond hij op oude auto’s die uit de provincie Groningen kwamen. Vermeldenswaard is de betekenis in het hedendaags juridisch Latijn. Daar staat de A voor accepi, ik heb geaccepteerd. Dit is daarom opmerkelijk, omdat bij de Romeinen de A in tegenovergestelde zin werd gehanteerd, namelijk als antiquo, ofwel ik verwerp. Om het nog ingewikkelder te maken, Romeinse rechters gebruikten de A ook als afkorting van absolvo, ik spreek vrij. Een A-kwaliteit geldt algemeen als de beste kwaliteit, maar weer niet in het wetenschappelijk onderwijs: een hoogleraar A bekleedt merkwaardigerwijs een lagere rang dan een hoogleraar B. De A heeft verder nog betekenis in onder andere de wiskunde, de logica, de numismatiek, de scheepvaart en het bankwezen. Maar dat wordt hier verder buiten beschouwing gelaten.
Heel belangrijk is natuurlijk de betekenis van de A in de muziek: het is een noot, een toon, een toonsoort, (ongeveer) 440 trillingen per seconde, en het ankerpunt in het muzikale geroezemoes dat aan ieder concert voorafgaat. Maar hier wordt de aandacht gevestigd op een facet dat in de musicologische literatuur niet aan de orde komt: de figuratieve ofwel de grafische vormgeving.

De os is niet alleen het model voor de A in verbale zin, hij is dat ook in visuele zin. Want die twee benen en hun dwarsstreepje zijn in feite een ossenkop met hoorns! Men moet daarbij bedenken dat onze huidige A in de loop der eeuwen een schoksgewijze rotatie van 180 graden heeft gemaakt. Oorspronkelijk waren de benen naar boven gericht. Bij de Feniciërs wezen de horens naar rechts, en pas bij de Grieken werd de kop op zijn kop gezet. Anders gezegd, in de allereerste versie was de A niet

Zie daar de wonderbaarlijke relatie tussen de (runder)hoorn en het schrift. A is dus geen aapje, A is een hoorn. Wat zeg ik? A is twee hoorns!

Verantwoording
Een belangrijke bron was Rob Berkel – A is een koetje (Tilburg: Museum Scryption, 1995).
De illustraties zijn ontleend aan Leonard de Vries – Het Prentenboek van Tante Pau (Amsterdam: De Bezige Bij, 1974) en Pepin van Roojen – Fancy Alphabets (Amsterdam: The Pepin Press, 2000).
Wie geïnteresseerd is in typografie kan veel informatie vinden in Hub. Hubben – Het tomeloze talent in grafisch Nederland (Amsterdam: De Buitenkant, 2000).
Wie bovendien wil worden ingevoerd in de gedachte dat een A géén A is, moet beslist kennis nemen van Douglas R. Hofstadter – Metamagische Thema’s; blz. 257 e.v. (Amsterdam: Uitgeverij Contact, 1988).