Eigenlijk jammer, de invoering van de Euro op 1 januari 1999. Want daarmee verloor Nederland een van zijn aardigste nationale muntbiljetten: de Snip met een waarde van honderd gulden. Het was in een reeks van drie het eerste ontwerp van de graficus R.D.E. Oxenaar. De andere voorstellingen waren de Zonnebloem (fl. 50) en de Vuurtoren (fl. 250). De benaming Snip was overigens wel wat onnauwkeurig want het betrof overduidelijk een watersnip. ‘Snip’ bekt natuurlijk in het spraakgebruik veel lekkerder maar het is wel vreemd dat de andere biljetten niet eenlettergrepig werden aangeduid met ‘Zon’ en ‘Vuur’. Hoe dan ook, in dit Euro-tijdperk doet het er allemaal niet meer toe.
Zoals bij veel andere weidevogels is ook de watersnip gebaat bij een hoge grondwaterstand. En omdat dat waterpeil de laatste jaren aanzienlijk is gezakt is ook de watersnip qua frequentie ernstig onder druk komen te staan. Vogelbescherming Nederland spreekt over een zeldzame weidevogel die niettemin nog regelmatig is te zien. Gelukkig maar want het gaat om een prachtige vogel met opmerkelijke niet te missen lengtestrepen op zijn kop.
Koos van Zomeren schreef over “het steelse gedoe van watersnippen langs de soepgroene sloten. Je zou ze over het hoofd zien als ze er niet zigzaggend vandoor gingen, waarbij ze een geluid maken dat klinkt als het scheuren van een bankbiljet.” (NRC Handelsblad 1986)
Nu dateert de Snip van 1977 dus de kans bestaat dat de auteur dat scheurende geluid toen zelf heeft gecontroleerd met behulp van een wettig betaalmiddel à fl. 100. Zelf zou ik niet op dat idee zijn gekomen, toen niet en nu ook niet. En eerlijk gezegd hecht ik überhaupt geen geloof aan wat deze gezaghebbende auteur hier beweert. Ik houd het maar op een dichterlijke vrijheid. Andere auteurs overigens spreken van een “droog, raspende roep” (Burton & Hayman), “tsjik-ku tsjik-ku” en “ketsj” bij verontrusting (Paul Sterry).
En dan is er nog dat andere geluid waarmee de watersnip in de baltstijd zichzelf kenbaar maakt. Natuurlijk wordt ook dat geluid door verschillende auteurs verschillend beschreven maar de gemene deler is toch wel een verwijzing naar ons kleinvee. Vandaar de volksnamen als Hemelgeit, Luchtschaap, Gunterbokkie, Bletterlamke, Mekkervogel et cetera.
De beelden zijn verkregen op verschillende locaties, met name De Oelemars (bij Losser), de Surhuizemermieden (bij Gerkesklooster) en het Lauwersmeer.