Beetje rare naam, heb ik altijd gevonden: smient. Klinkt alsof het een eeuwenoud woord is, met misschien een bijzondere achtergrond. Maar dat valt een beetje tegen. Smient, zie Fluiteend, zegt mijn Oosthoek’s Geïllustreerde Encyclopaedie uit 1927. En het lemma Fluiteend bevat eigenlijk alleen maar een ellenlange opsomming van uiterlijke kenmerken van de woerd. Het vrouwtje (wijfje, zegt Oosthoek) moet het doen met anderhalve regel.
Opmerkelijk in de opsomming is trouwens de vermelding van een “helder-blauwen snavel”. Dat is een kenmerk dat je in andere vogelgidsen niet aantreft. Die vermelden dat het mannetje te herkennen is aan een bruinrode kop met een gele streep in het verlengde van de snavel. Het vrouwtje is minder gemakkelijk te herkennen: grijzig bruin met iets van rood in de flank en verder een donkere oogstreep.
Het is na de wilde eend de meest voorkomende eendensoort in Nederland. Ze komen in grote getale hier foerageren: gras en groene (water)planten staat hoog op hun menukaart. Broeden doen ze hier zelden.
Om te snappen waarom de smient ook wel fluiteend wordt genoemd moet je ’s nachts op zoek gaan naar overvliegende mannetjes. Dan wordt duidelijk waarom de Duitsers spreken van een Pfeifente en de Fransen van een Canard Siffleur.
Om nog even terug te komen op de ouderwets aandoende één-lettergrepige naam smient. Vermoedelijk is die naam afgeleid van smê-ent, dus eend met een voorvoegsel. Mogelijk is dat voorvoegsel smê verwant aan het Oudhoogduitse smâhi wat klein betekent. En dat verklaart weer waarom poeliers de smient aanduiden als een Halve Eend. En wie nu nog niet genoeg heeft van deze filologische en etymologische uitweidingen, die moet maar te rade gaan bij het kostelijke boek De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis van Henk Blok en Herman ter Stege.
En je kunt natuurlijk altijd naar het filmpje kijken.