Als dorpsjongetje van een jaar of tien zat ik natuurlijk graag met hengel en schepnet aan de rand van de sloot te hengelen en te scheppen. En ik ving natuurlijk een diversiteit aan levende wezens waar je vandaag de dag je vingers bij zou aflikken.
Kikkertjes in alle stadia van ontwikkeling, schrijvertjes, geelgerande watertorren, bloedzuigers, stekelbaarsjes, libellen, vlinders, kamsalamanders en niet te vergeten de vuursalamander met zijn rode buik.
Stop! De informatie die het geheugen levert is notoir onbetrouwbaar.
Neem nou die vuursalamander. Die kan ik nooit hebben gevangen in de Noordelijke habitat waarin ik als tienjarige opgroeide. Ik zal vast wel eens een kamsalamander in mijn schepnet hebben gehad en die had vast wel een oranjerode buik en die zullen we wel vuursalamander hebben genoemd. Ik heb dezer dagen menig vriend en vriendin tussen de 8 en de 80 jaar geraadpleegd en zonder uitzondering hebben ze allemaal ooit een vuursalamander gevangen.
Niet dus. De echte vuursalamander is zo’n twintig centimeter lang en hij is zwart met gele vlekken en strepen. Geen rood te bekennen. Hij is sporadisch te vinden in Zuid-Nederland en verder elders in Europa. Het is ook geen watersalamander zoals blijkt uit de alternatieve benaming: gevlekte landsalamander (of goudsalamander).
De naam vuursalamander kan folkloristisch worden begrepen: het dier zou immuun zijn voor vuur en zelfs branden kunnen uitdoven.
Ik heb dat natuurlijk niet getoetst bij de vuursalamander die ik in Zuid-Bulgarije aantrof.