Dat de brandgans zich pas in 1984 in Nederland vestigde, dat had ik niet gedacht. Kennelijk is het broedsucces groot want de aantallen zijn overweldigend. Uiteraard zijn de boeren daar iets minder enthousiast over maar van mij mogen ze blijven, deze trotse Pauwgaanzen (zoals de Groningse benaming is).
Het voorvoegsel brand in de naam brandgans verwijst naar de overheersende koolzwarte kleur van de nek en bovenborst. In de wetenschappelijke naam komt het onderscheid met andere zwarte ganzen tot uiting: Branta leukopsis – gans met het witte gezicht.
In de ontsluiering van het raadsel van de vogeltrek speelt de brandgans een amusante rol. Aristoteles (4eeeuw v. Chr.) schreef al over de vogeltrek maar hij dacht toch ook dat sommige vogels een winterslaap in de nabije omgeving hielden. Keizer Frederik II van Hohenstaufen (13eeeuw) liet Aristoteles vertalen maar de passages over de winterslaap werden door hem geschrapt. Ornitholoog Tim Birkhead – aan wiens boek De wijsheid van vogels ik het bovenstaande ontleen – beschrijft dat als een staaltje gezond verstand van de keizer. De heersende gedachte dat de brandgans binnenin een schelp als een soort zeepok overwintert en zich daarna ongeslachtelijk vermenigvuldigt, verwierp Frederik eveneens. Hij werd daarin bijgevallen door zijn tijdgenoot Albertus Magnus die beweerde met eigen ogen copulaties en broedgedrag te hebben waargenomen. Dat laatste kan niet waar zijn; Albertus is daar nooit geweest en de eerste beschrijvingen ter zake dateren van na 1600.
Gelukkig hebben de brandganzen van het filmpje daar geen weet van. Zij tobben over iets anders: gaan we het water in of blijven we aan wal?