Nu dacht ik toch dat de pimpelmees een prominente plaats zou hebben in het boekje ‘Kijk op vogels – In de tuin’. Niet dus. Zestien vogels beschrijven Marjolein Bastin en Nico de Haan maar de pimpel is daar niet bij. Ook niet andere mezensoorten zoals de kool-, de staart- en de zwarte mees. En ik mis ook mus, winterkoninkje, matkop, grote bonte specht en boomklever en –kruiper. Wat voor tuin heeft die Nico, onze grote leider in ornithologische kwesties, eigenlijk?
Het voorvoegsel pimpel zou volgens sommigen uit het Duits afkomstig zijn (pimpelig = kleinzerig, kinderachtig). Anderen verwijzen naar het Zuid-Nederlands of het Engels waardoor het etymologisch accent verschuift naar ‘klein’. Liefhebbers van de onomatopee zoeken de herkomst van de benaming in de zang van de pimpelmees; zij worden in die opvatting ondersteund door de beschrijving die Jac P Thijsse in ‘Vogelzang’ gaf.
Hoe dan ook, de pimpel is de op een na kleinste van alle gangbare mezenvarianten. En ook een van de joligste – zie het filmpje.
Het raadsel van de ontbrekende vogels in de tuin van Nico & Marjolein is trouwens opgelost. De pimpel en ook die anderen zijn te vinden in ‘Kijk op vogels – Om het huis’.
vervolg 180727
Lekkere vette groene rupsen, dat staat prominent op het menu van de kleine pimpels die zich onzichtbaar in dit nestkastje bevinden. Pa en ma hebben het er maar druk mee.
Gefilmd in Doetinchem in april 2018.