Als je weet wat een specht is dan weet je meteen waarom een zwarte specht een zwarte specht is. Er is een perfecte match tussen naam en voorkomen. Dat kun je van andere spechten niet zeggen.
De populaire grote bonte specht bijvoorbeeld is kleiner dan de zwarte specht; hij is alleen maar groter dan de middelste en de kleine bonte specht. En als je die laatste twee nog nooit hebt gezien, hoe weet je dan met welk type je te maken hebt?
Tot zover gezeur over het mer à boire dat nomenclatuur heet.
Wie in kort bestek veel over de zwarte specht aan de weet wil komen, moet het interview lezen dat Caspar Janssen bij spechtenspecialist Willem van Manen afnam.*
Die zwarte specht, dat is me d’r eentje. Hij hamert een gat van zo’n 20 liter, bij voorkeur in beuken die zich in een gemengd bos bevinden. Je zou denken dat het na zo’n zware arbeid goed toeven is in je nieuwe huis maar bij de zwarte specht ligt dat toch anders. Eigenlijk zou je de zwarte specht moeten typeren als een kruising tussen Sisyfus en Maecenas. Vier van de vijf nestgaten zullen worden ingepikt door andere vogels.
(Parenthesiaal kan worden opgemerkt dat het tellen van gaten dus een vijfvoudige overschatting geeft van het aantal zwarte spechten)
Maar goed, in die vijfde woning zal het spechtenpaar als regel drie eieren bebroeden gedurende ongeveer 12 dagen. Daarna duurt het nog een kleine maand voordat de jongelui uitvliegen. In de tussentijd zullen ze door hun ouders worden voorzien van insectenrijk voedsel zoals is te zien op het filmpje dat ik in mei 2016 in Finland opnam.
* in: Caspar Janssen – In de ban van het beest. Nederlandse dieren door de ogen van hun kenners. Amsterdam, Atlas Contact, 2015.