160222 Volksraadpleging en zo

Inzake het referendum als mogelijkheid van volksraadpleging heb ik mijn grondhouding wel te pakken. Ik ben voor 98% tegenstander van dit politieke recept en ik verdeel de resterende 2% eerlijk tussen instemming en onthouding.

Maar daarmee  blijft een heikele kwestie bestaan. Moet je je – in geval van een referendum – nu wel of niet vervoegen op het stembureau? 

In 2005 kreeg dat dilemma handen en voeten. Ons eerste nationale referendum betrof de Europese Grondwet. Wij kregen de volgende vraag voorgelegd: Bent u voor of tegen instemming door Nederland met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa?

De natie was allerbelabberdst voorbereid op deze vraag. In een veel te laat stadium gingen de politici nog eens de straat op met als voornaamste argument het doemscenario van een derde wereldoorlog. Mijn democratische gezindheid gebood mij weliswaar te gaan stemmen maar ik was zo boos op het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel bij onze volksvertegenwoordigers dat ik (voor het eerst in mijn leven) een ongeldige stem heb uitgebracht.

Nu wordt het Nederlandse volk opnieuw gevraagd zich uit te spreken over een Europese zaak, te weten het Handelsverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Op  6 april 2016 gaan de stembureaus open voor de vraag of we voor of tegen dat verdrag zijn. Dit keer heb ik het gemakkelijk. De vraag deugt niet en de initiatiefnemer deugt ook niet. Het referendum is pas geldig bij een opkomst van 30%. Aan het bereiken van die limiet ga ik niet meewerken. 

Ik ken de discussie over ja-stemmers die door te gaan stemmen de opkomst boven de limiet tillen en aldus de nee-stemmers mogelijk in het zadel helpen. Maar het is heel eenvoudig. Als alle ja-stemmers zich niet door die catch 22-discussie laten chanteren en gewoon thuis blijven, is er geen probleem. Thuis blijven = ja zeggen.