Pi, Kudz en Toyohiko hadden zich op een geheime locatie teruggetrokken voor spoedoverleg naar aanleiding van de jaarlijkse inventarisatie van de superlatieven. Een geschrokken Pi had gerapporteerd dat niet alleen de voorraad adjectiva in het Louis XV-kabinet schrijnend was geslonken maar dat ook de substantiva in de Renaissance-kluis zo goed als uitgeput waren. ‘Feitelijk’, zo zei Pi, ‘is alleen nog een restant ophef voorradig, maar zonder een passend adjectief dringt ophef nauwelijks tot de meute door.’
‘Maar dan gebruiken we toch rioolrat of tribunaal’, suggereerde Kudz.
Toyohiko liep rood aan. ‘Verdomme Kudz’, schreeuwde hij, ‘hoe vaak moet ik je nog uitleggen dat tribunaal mijn prerogatief is. Pi, doe er toch eens wat aan. Ik word hier doodmoe van.’
Pi hief zijn hand op. ‘Amici, jullie discussie is achterhaald. Het schap rioolrat is leeg en dat geldt ook voor de voorraad tribunaal. En even terzijde, beste Kudz, rioolrat en tribunaal zijn natuurlijk substantiva en geen adjectiva. Ik heb overigens wel een restje dikastocratie aangetroffen maar de waarheid gebiedt te constateren dat dat begrip niet wordt begrepen.’
Kudz glimlachte. ‘Sinds wanneer is “de waarheid” – dat zijn jouw woorden, Pi – sinds wanneer is “de waarheid” leidend voor ons handelen? En bovendien, wat is waarheid?’
‘Daar hebt je een punt, m’n beste Kudz,’ knikte Pi toegeeflijk. ‘Maar ik stel voor dat jullie nu even je koppen dichthouden want ik heb een nieuw en als ik het zo mag zeggen ijzersterk voorstel. Nee Toyohiko, begin nu niet meteen met je hoofd te schudden en je oosterse roots in het geding te brengen. Luister goed. Vergeet klimaat, stikstof, gasboringen, corona, reptielen en Marokkaanse controleurs. Ons nieuwe mantra wordt schimmel.’
‘Bedoel je zo’n wit paard dat in toom wordt gehouden door een Zwarte Piet?’, vroeg Toyohiko. ‘Dat is een briljant idee. Wit of blank, altijd goed. Zwarte Piet, ook altijd goed. En bovendien …’. Hij meende de voortekenen van een woedeaanval van Pi te herkennen en zweeg abrupt.
Maar deze keer had hij het mis. Pi stampte weliswaar met een voet op de grond maar de verbeten trek om zijn mond was verdwenen. Hij legde een vinger op zijn lippen en begon te fluisteren. ‘Schimmel. Of eigenlijk schimmels. Hier. Onder onze voeten. Een world wide web van schimmels. All over the place. Planten communiceren met elkaar via schimmels. Madeliefjes, dwergmispel, gulden roede, orchideeën, je kan het zo gek niet bedenken.’
‘Behalve jij dan’, lachte Kudz, ‘maar jij bent dan ook zelf niet normaal.’
Pi scheen het niet gehoord te hebben. ‘Schimmels’, fluisterde hij. ‘Schimmels. De wereld wordt geregeerd door schimmels. Dat ik dat niet eerder heb begrepen. Ik dacht aan uilen en reptielen, maar het gaat om schimmels. Schimmels.’
‘OK, schimmels. En wat doen we daar dan mee?’
‘Denk na, Kudz. Of nee, nadenken is niet jouw sterkste punt. Luister naar mij. We gaan ondergronds. Vanavond schrijf ik daarover een manifest: Mijn strijd tegen de schimmel. Of nee, ik schrijf vanavond een boek, meer bitcoins weet je wel.’
Toyohiko had zijn normale vale gelaatskleur weer teruggekregen. ‘Geniaal,’ glimlachte hij, ‘en beste Pi, toch ook weer zo voor de hand liggend. Jouw naam Pi, dat zijn toch de initialen van Phallus impudicus? De Grote stinkzwam op zijn Latijns?’