Er zijn twee gangbare definities van het begrip ‘journalist’.
- Een journalist is iemand die wacht op de volgende leugenaar.
- Een journalist scheidt het kaf van het koren en zet het kaf in de krant.
De eerste is vast en zeker door journalisten zelf bedacht. Een oraal selfie, zou je kunnen zeggen. De tweede wordt toegeschreven aan een onbekende Amerikaanse senator.
Nu kijk ik in deze corona-periode wat meer naar de televisie dan mij lief is, op zoek naar bruikbare informatie. Maar de hoeveelheid nieuws blijft ver achter bij het aantal nieuwszenders en de journalisten moeten dus hun uiterste best doen om zich van hun collega’s te onderscheiden. En dat leidt dan weer tot gedrag dat flink is opgeschoven richting onbeschoftheid. Geïnterviewden krijgen nauwelijks de gelegenheid om een fatsoenlijke zinsnede uit te spreken. Ze moeten kiezen tussen irrelevante alternatieven en ze worden afgekapt als de interviewer een ander antwoord in gedachten had.
Kortom, journalisten gedragen zich als nazaten van de Griekse herbergier die wij kennen onder de naam Procrustes. Die bood zijn gasten een bed aan dat ofwel te kort ofwel te lang was. Het bed werd vervolgens passend gemaakt door de kleine gasten uit te rekken en de grote gasten te couperen.
Mijn voorstel is om een talkshow (het woord alleen al!) voortaan een Procrustesbed te noemen.