Met een bleek gezicht zat moeder Geerte op haar vertrouwde plekje bij het raam. In de tuin stond de kornoelje in volle bloei en de pimpelmezen vlogen af en aan met nestmateriaal. Maar moeder Geerte had geen oog voor de natuur; zij was verdiept in droevige gedachten. Met een kanten zakdoekje bette zij haar roodomrande ogen terwijl zij zucht na zucht slaakte. Hoe kon Pieter zich hier ooit uit redden?
Hij had zo vrolijk geklonken toen hij haar een paar maanden geleden belde. ‘Het is gelukt, mammie, ik heb m’n rugzakje’. Ze had het eerst niet begrepen, maar ja, dat gebeurde de laatste tijd wel vaker. ‘ Het is mijn PGB, mammie, mijn persoonsgebonden bonus. De broodnodige aanvulling op mijn salaris. Het rugzakje, zo noemen we dat op de club. Dat is nu geregeld. Ik hoef vanaf nu niet meer op een houtje te bijten.’
Wat was ze blij geweest. Vroeger had ze zich wel eens afgevraagd of Nyenrode wel de geschikte studie voor haar Pieter was. Maar toen hij vertelde dat hij bankier was geworden, was er een loden last van haar afgevallen. En nu dit! Al die mensen die er schande van spraken. Alsof haar Pieter de eerste de beste misdadiger was. Hoe moest dat nu met zijn hypotheek? En zou Eloïse hem nog wel willen zien?
Haar ogen vulden zich opnieuw met tranen.